Sinds ze een nieuw ruitje boven m’n deur hebben gemonteerd krijg ik vrijwel dagelijks in de namiddag een privé-regenboog op m’n muur.

Dus wat doe je dan, als rechtgeaard kattenbezitter? Precies.

ቁ३ⵥɀ
Oh, echt weergaloos grappig, Australië. Ha, ha, ha, ik lach mijn broek eraf. Gottegottegot, wat zijn we lollig.
Bonusmiscellania:
Herfst is hetzelfde woord als harvest en betekende dan ook ‘oogst’ (wat op zijn beurt weer van augustus komt); verwant aan Latijn carpere ‘plukken’, bekend van het bekende spreekwoord. Waar autumn van komt weet men niet, mogelijk uit het Etruskisch. Astronomisch gezien is de herfst het moment waarop de dagen en nachten even lang zijn, de zogenaamde equinox, waar je dus ook een lentevariant van hebt. De bladeren worden geel omdat ze dat het hele jaar al waren, alleen zag je dat niet omdat het groen in de weg zat. Rode bladeren zijn een ander verhaal. Een mannetjeskruisspin is aanzienlijk kleiner dan een vrouwtje en wordt na de paring naar goed arachnidengebruik opgegeten. Paddestoelen zijn een soort kabouterhuisjes. De grootste heksenkring groeit in het Franse Belfort, is ongeveer 700 jaar oud en heeft een doorsnee van pakweg 600 meter. Waar mushroom vandaan komt weet men niet, in ieder geval niet uit het Etruskisch.
En: op herfst rijmt wel degelijk iets, zoals aangetoond door Drs. P:
De buren waren grimmig, zijn ouders diep gegriefd
En onder zijn collega’s was hij ook al niet geliefd
De oude juffrouw Zomer, baas Voorjaar, meester Herfst
Ze riepen driewerf schande, juffrouw Zomer het driewerfst
Mijn externe terabyteschijf die ik als absolute Übermaster der Dingen gebruik heeft er naar het lijkt de brui aan gegeven. Bij inpluggen draait de motor op snelheid, waarna het ding een paar onverrichterzake klikgeluiden maakt en vervolgens weer afslaat.

Rondgoogelen levert op dat dit The Click of Death wordt genoemd en botweg betekent: Doei Schijf. Het leeshoofd kan het nulpunt niet meer vinden, slaat doelloos een paar keer heen en weer (dat is wat het klikken veroorzaakt) en concludeert: I’m sorry Drabkikker, I’m afraid I can’t do that.

Nodeloos te melden dat de schijf emmers vol onvervangbaar materiaal bevat. Tuurlijk, ik heb her en der wel backups, maar bij lange na niet van alles. Foto’s. Aantekeningen. Schriftsystemen. Creaties. Jaren van pijnzaam verzamelde vi- en audio. Maar goed, dat laatste is nog overkomelijk.
Het schijnt voor te komen dat de schijf nog wel eens wil aanslaan. De andere optie is hem op te sturen naar een data recovery service die voor een bescheiden 1000,- best een kans wil garanderen dat er nog wat gegevens te redden zijn. Soms.
Moraal: Back uw backups up, maak er backups van, graaf ze in stralingsvrije loden kisten in uw achtertuin en stuur de kopieën naar Onkalo, na ze eerst te hebben gebackupt. Of ga anders zelf in een stralingsvrije loden kist zachtjes zitten snikken.
Gister met Snorri naar de dierenarts voor inentingen. ‘Allee mor amai tudju zee jawadde’, zei de dierenarts (dat zei ze niet echt, maar even om aan te geven dat het een Vlaamse was), ‘is de vader soms een raskat?’ Nou, geen idee, zou kunnen. Abcoude is wel een beetje het Amsterdam Zuid van eh, Amsterdam Zuid zegmaar, dus best kans dat daar een designkater tussendoor wandelt. Nee, ze wist het zeker: die spitse bouw en dat specifieke bruine kleurverloop, typisch Abessijns. Of Bengaals. En ik geloof verdomd dat ze nog gelijk heeft ook. Kijk, een willekeurige Abessijn van de internetten, en Snorri.
Twee druppels water!
Maar goed, u snapt natuurlijk ook wel dat dit een verkapte contactadvertentie voor die leuke Vlaamse dierenarts is. Nekeer muilen zee?
Hee! Jaren geleden had ik eens het gedachteëxperiment ‘Wat nou als ik ook alle andere ikken ben?’ maar slaagde er niet goed in voor mezelf (laat staan anderen) te verwoorden wat ik nou eigenlijk bedoelde. Blijkt dat ene Andy Weir het al voor me gedaan heeft. Lees.
You were on your way home when you died.
It was a car accident. Nothing particularly remarkable, but fatal nonetheless. You left behind a wife and two children. It was a painless death. The EMTs tried their best to save you, but to no avail. Your body was so utterly shattered you were better off, trust me.
And that’s when you met me.
“What… what happened?” You asked. “Where am I?”
“You died,” I said, matter-of-factly. No point in mincing words.
“There was a… a truck and it was skidding…”
“Yup,” I said.
“I… I died?”
“Yup. But don’t feel bad about it. Everyone dies,” I said.
You looked around. There was nothingness. Just you and me. “What is this place?” You asked. “Is this the afterlife?”
“More or less,” I said.
“Are you god?” You asked.
“Yup,” I replied. “I’m God.”
“My kids… my wife,” you said.
“What about them?”
“Will they be all right?”
“That’s what I like to see,” I said. “You just died and your main concern is for your family. That’s good stuff right there.”
You looked at me with fascination. To you, I didn’t look like God. I just looked like some man. Or possibly a woman. Some vague authority figure, maybe. More of a grammar school teacher than the almighty.
“Don’t worry,” I said. “They’ll be fine. Your kids will remember you as perfect in every way. They didn’t have time to grow contempt for you. Your wife will cry on the outside, but will be secretly relieved. To be fair, your marriage was falling apart. If it’s any consolation, she’ll feel very guilty for feeling relieved.”
“Oh,” you said. “So what happens now? Do I go to heaven or hell or something?”
“Neither,” I said. “You’ll be reincarnated.”
“Ah,” you said. “So the Hindus were right,”
“All religions are right in their own way,” I said. “Walk with me.”
You followed along as we strode through the void. “Where are we going?”
“Nowhere in particular,” I said. “It’s just nice to walk while we talk.”
“So what’s the point, then?” You asked. “When I get reborn, I’ll just be a blank slate, right? A baby. So all my experiences and everything I did in this life won’t matter.”
“Not so!” I said. “You have within you all the knowledge and experiences of all your past lives. You just don’t remember them right now.”
I stopped walking and took you by the shoulders. “Your soul is more magnificent, beautiful, and gigantic than you can possibly imagine. A human mind can only contain a tiny fraction of what you are. It’s like sticking your finger in a glass of water to see if it’s hot or cold. You put a tiny part of yourself into the vessel, and when you bring it back out, you’ve gained all the experiences it had.
“You’ve been in a human for the last 48 years, so you haven’t stretched out yet and felt the rest of your immense consciousness. If we hung out here for long enough, you’d start remembering everything. But there’s no point to doing that between each life.”
“How many times have I been reincarnated, then?”
“Oh lots. Lots and lots. An in to lots of different lives.” I said. “This time around, you’ll be a Chinese peasant girl in 540 AD.”
“Wait, what?” You stammered. “You’re sending me back in time?”
“Well, I guess technically. Time, as you know it, only exists in your universe. Things are different where I come from.”
“Where you come from?” You said.
“Oh sure,” I explained “I come from somewhere. Somewhere else. And there are others like me. I know you’ll want to know what it’s like there, but honestly you wouldn’t understand.”
“Oh,” you said, a little let down. “But wait. If I get reincarnated to other places in time, I could have interacted with myself at some point.”
“Sure. Happens all the time. And with both lives only aware of their own lifespan you don’t even know it’s happening.”
“So what’s the point of it all?”
“Seriously?” I asked. “Seriously? You’re asking me for the meaning of life? Isn’t that a little stereotypical?”
“Well it’s a reasonable question,” you persisted.
I looked you in the eye. “The meaning of life, the reason I made this whole universe, is for you to mature.”
“You mean mankind? You want us to mature?”
“No, just you. I made this whole universe for you. With each new life you grow and mature and become a larger and greater intellect.”
“Just me? What about everyone else?”
“There is no one else,” I said. “In this universe, there’s just you and me.”
You stared blankly at me. “But all the people on earth…”
“All you. Different incarnations of you.”
“Wait. I’m everyone!?”
“Now you’re getting it,” I said, with a congratulatory slap on the back.
“I’m every human being who ever lived?”
“Or who will ever live, yes.”
“I’m Abraham Lincoln?”
“And you’re John Wilkes Booth, too,” I added.
“I’m Hitler?” You said, appalled.
“And you’re the millions he killed.”
“I’m Jesus?”
“And you’re everyone who followed him.”
You fell silent.
“Every time you victimized someone,” I said, “you were victimizing yourself. Every act of kindness you’ve done, you’ve done to yourself. Every happy and sad moment ever experienced by any human was, or will be, experienced by you.”
You thought for a long time.
“Why?” You asked me. “Why do all this?”
“Because someday, you will become like me. Because that’s what you are. You’re one of my kind. You’re my child.”
“Whoa,” you said, incredulous. “You mean I’m a god?”
“No. Not yet. You’re a fetus. You’re still growing. Once you’ve lived every human life throughout all time, you will have grown enough to be born.”
“So the whole universe,” you said, “it’s just…”
“An egg.” I answered. “Now it’s time for you to move on to your next life.”
And I sent you on your way.
Update 13-9-2012: Andy Weir doet een Ask Me Anything op Reddit.
Zo af en toe krijg ik van liefhebbers hele nieuwe voorraden Borát toegstuurd. Uitermate tof! Hier een greep.
De Kindje doet een striptease:
Vakantie in Zuid Duitsland:
Kees Dijkstra in de relatietherapie:
Kurt Schnedel vertelt over Litouwse humor:
Museumbezoek:
Echtpaar op concert:
Wat ik Heel Goed Kan:
Kaat en Anna en de antiekverzamelaar:
It’s a small step for man, but a giant leap for mankind. Wie herinnert zich niet de memorabele woorden toen op 5 juni 1968 de eerste mens na de Russen voet zette op de maan? En dan ook nog zo goed trompet spelen en fietsen tegen kanker en alles. En nou is-ie dood.
Nee, maar serieus: petje af, knakker.
De andere dag wijst reageerder uair01 mij op een maffe langofict die een taal heeft gebaseerd op synesthesie: het verschijnsel dat gewaarwordingen van het ene zintuig in directe verbinding staan met die van het andere. Dat je geuren waarneemt bij het luisteren naar muziek, of smaken proeft als je een boek leest, of kleuren koppelt aan letters en cijfers.
Dat ik dat nou zelf niet heb bedacht, daar een taal op baseren! Ik ben namelijk zelf ook mild synesthetisch, van het (veelst voorkomende) ‘letters en cijfers hebben kleuren’-type. Weekdagen en jaarmaanden doen het ook een beetje. Het is niet zo dat ik die kleuren live zie opvlammen bij het lezen van een tekst (dat schijnt ook voor te komen), maar in mijn geestesoog hebben ze onmiskenbaar een kleur.

En bepaald specifieke kleuren ook. De A is knalrood, de O ook maar meer naar het oranje toe. De H is een onbestemde soort oker; de 7 is banaangeel maar de 3 citroen-. Tenzij hij in samenhang met de (donkergroene) 4 staat; dan kleurt hij naar lichtgroen. De 6 en de 8 hebben dezelfde kleur vies-oranje, wat er serieus toe leidt dat ik die getallen nogal eens door elkaar haal. Leuk is ook de 0: die heeft geen kleur en is doorzichtig.

Vanwaar juist deze kleuren? En waarom verschilt het van mens tot mens? Ik heb een mede-synestheet (synsynestheet dus zegmaar) die keihard beweert dat de A geel is. Belachelijk natuurlijk.
Men weet het niet. Een veelopgeworpen verklaring is ‘als kind heb je met gekleurde letterblokjes gespeeld’, maar ze hebben er proeven mee gedaan en dat argument houdt geen steek. Bij mezelf kan ik her en der wel wat beweegredenen bedenken. Zo is de doorzichtigheid van de 0 zonder meer een weerslag van zijn ‘nietsheid’, en lijkt het feit dat de paren M-N, 7-Z, 1-I, V-W telkens (min of meer) dezelfde kleur hebben aan hun vormovereenkomst te liggen. In andere gevallen is het mogelijk de klank: B is bruin, G is groen, O is rood. Maar dan hou je nog een hele bats letters en cijfers over zonder enige aanwijzing.
Ik merk ook dat het verschijnsel over de jaren enigszins afzwakt. Van vroeger weet ik dat al mijn letters en cijfers een zeer distincte kleur hadden, maar tegenwoordig kom ik vooral bij de letters soms niet verder meer dan ‘iets donkers’ (zoals de P en de K).

Ik heb hier weliswaar nooit een taal omheen bedacht, maar wel ben ik jaren geleden ooit begonnen met de aanzet van een, ja, hoe zal ik het noemen, synesthetisch schrijfsel, in de vorm van een vlak letters dat alleen ik op de juiste manier kan interpreteren. Bijvoorbeeld:

Alleen, in deze vorm werkt het niet bij mij. Ik ben niet synesthetisch genoeg om in één oogopslag een plaatje te zien, omdat ik per letter mijn geestesoog erbij moet halen om de kleur te checken. Zou het realtime functioneren, dan zou ik ongeveer dit zien:

Mogelijk werkt het wèl als ik de letters achtereenvolgens te zien krijg, in een animatie. Iets om eens uit te proberen.
Zelf synestheet worden? Dat kan hier! Of hier! Hier ook! En natuurlijk even enorm Oliver Sacks gaan lezen:
LUISTER, TIMES NEW ROMAN. EEN LEMNISCAAT
BETEKENT NIET: KIEPER MAAR EEN 8 OP ZIJN KANT. RAAAAAH!
Zo, ook meteen de Edda maar gekocht. Mij benieuwen; goedbeschouwd weet ik maar bar weinig van die IJslandse mythologie.

Oké, dit is hoe ik het tot dusver begrijp: Je had eerst de reus Dubbel (ook bekend als Bruller uit ’t Veen), die in Nevelgat woonde. Odin spande zijn kuiten, waardoor zijn negen zusjes (de Nornen) het achtbenige paard Sleipnir baarden, dat op zijn beurt weer een affaire had met Loki, want die had intussen een man en een vrouw uit zijn oksel groeien. Het schetst dan ook niemands verbazing dat Baldr (de voortreffelijkste van de Asen omdat zijn wenkbrauwen dezelfde kleur hebben als het vlies aan de binnenkant van een eierschaal) Thor naar Asgaard sommeerde om recht te spreken over de draak Hela Wat Moet Dat, die al bijna de derde wortel van de es Yggdrasil had doorgeknaagd en dat kunnen we natuurlijk niet hebben want dan stort het Nevelgat in de Vuurkloof. Aldaar troffen ze een paar stukken hout aan waar ze de mensen van maakten, want de dwergen waren immers al ontstaan uit de maden in het lijk van de reus Dubbel. De zon en de maan zijn twee kinderen die Zon en Maan heetten omdat ze zo mooi waren dat men ze naar de zon en de maan had genoemd. Dus u kunt zich voorstellen dat de bron Lot maar al te blij was dat Odin zijn ene oog had opgeofferd vanwege die hele toestand met die oerkoe. En aldus geschiedde.
Fascinerend.

Dit kon weleens de eerste keer in mijn leven zijn dat ik me aan een Goed Voornemen hou. Ik stel aan u voor: Snorri!

Drabkikker heeft een kat! En is het geen droppie wollie wobbie poetepetoeliewoe?
Niet dat het zonder slag of stoot is gegaan zeg. Ik heb u er categorisch buiten gehouden, maar ik wist al in april dat mijn jarenlange wens waarheid ging worden, toen mijn nomadenconnecties aan het Gein aankondigden een zwangere boerderijkat te hebben rondlopen. Drie stuks poes met streepjes kon ik uit kiezen, en ik koos het vrouwtje want die zijn vaak wat rustiger in de omgang. Co, besloot ik haar te noemen.
Nog geen veertnacht daarop kwam het nieuws dat de enthousiaste boerderijpuppy Co tot speelbal had verkozen toen moederpoes even uit wandelen was. Hap, dood.
Tja, zo is de natuur nietwaar. Droevig, maar helaas. Gelukkig had ik me nog niet echt emotioneel aan het beestje gehecht. En de mensen die aanvankelijk katje 2 en 3 wilden waren zo aardig mij katje 2 dan te laten kiezen, en zo geschiedde. Ab, heette deze. (Het Gein ligt bij Abcoude: Co, Ab, vat u ‘m?) Later zagen ze ook nog van katje 3 af, wat mij (lees: mijn paranimfen) nog enige tijd heeft doen twijfelen of ik er geen twee zou nemen, maar dat is in mijn huidige leefomstandigheden toch niet zo praktisch.

Afgelopen zondag zou ik Ab op komen halen. En toen kreeg ik in Ljubljana het bericht dat ook hij ten prooi was gevallen aan de enthousiaste puppy. Niet dood, maar onherstelbaar beschadigd. De boerderijmensen vonden het heel erg, en als ik wilde mocht ik katje 3 hebben.

Ja godverdegodver, en nou dan? Moest ik die halfkreupele kat dan maar aan z’n lot overlaten? Ik ga toch niet zeggen, jij bent stuk, jou hoef ik niet? Reden temeer om hem juist mee te nemen, al was het alleen al om hem nog een beetje een beetje een plezierig einde te bezorgen.
Uiteindelijk werd dit dilemma me bespaard. Zondag arriveerde ik ter plekke, waar katje 3 de enige was die zich liet zien. De boerderijmensen waren zoals aangekondigd op vakantie en mijn nomadenconnecties intussen naar Nicaragua getrokken. Dat doen nomaden hè, trekken.

Katje 3 reageerde hoegenaamd niet op mijn aanwezigheid (Ab was uitgesproken schootgezind, wat mede de reden was dat ik hem had gekozen) en liet zich met geen mogelijkheid vangen; besteedde zijn tijd liever aan uitgelaten dartelen in het gras en vlinders van de buddleja meppen, daarbij even later met evenveel overgave bijgestaan door zijn moeder. Ab was in geen velden of wegen te bekennen: ofwel al dood, of daar goed verstopt mee bezig.

Wat te doen? Een derdekeus kat meenemen? Het geval wil dat deze altijd al de mooiste en de zachtste van het stel was, maar wat zal dat als hij me niet moet? Hem een beetje uit dit Hollands paradijsje wegsleuren en tegen zijn zin in mijn sociale huurwoning dumpen? De hele zaak dan maar afblazen?

Het ging me door merg en been ze van elkaar te moeten scheiden en heb ze minstens een uur zo in de zon laten spelen voor ik de knoop doorhakte. Met de kattensnoepjes die ik had meegenomen lokte ik de moeder, en omdat zoon moeder volgde kon ik hem ten slotte te pakken nemen en in zijn reismand stoppen.

Daar begon hij natuurlijk erbarmelijk te mauwen, wat hij het hele traject Abcoude – Leiden volhield. Ik voelde me een verschrikkelijk mens. Als het waar is dat een initiatierite gepaard dient te gaan met een trauma, nou, dan heeft hij het gehad ook. Behalve het oorverdovend geraas van de trein besloten de elementen op station Woerden een overtuigende impressie van de Zondvloed ten beste te geven, met muren van tempeestregen die horizontaal het perron op werden geblazen. Katje 3 en ik waren in drie seconden tot op onze onderbroek doorweekt.
(Let wel: bijgeleverd filmpje is van vóór dat de echte bui losbrak; ik moest stoppen met filmen omdat mijn telefoon nat werd).
Eenmaal bij me thuis bleef hij hartverscheurend mauwen. Op zoek naar zijn moeder natuurlijk, afschuwelijk. Maar na een paar keer onverrichterzake door de kamer te hebben gelopen vond hij mijn tas met nog onuitgepakte Ljubljanakleren en viel daar volkomen afgemat op in slaap.

En wie schetst mijn verbazing: hij begon te spinnen als een dieselmotor toen ik hem aaide! Ineens was zijn volle aandacht op mij gericht en toen hij een paar uur later weer bijkwam liet hij zelfs met zich spelen, eerst aarzelend, tenslotte met dezelfde felheid als ’s middags op de boerderij. En tot mijn definitieve en complete tevredenheid en pure vreugde sprong hij ’s avonds toen ik ging slapen bij me op bed, waar hij hartstochtelijk ronkend tegen me aan kroop.
Pas vandaag heb ik hem zijn naam gegeven. Na Co en Ab wist ik het even totaal niet meer, en ‘Ude’ (wat er na aftrek van ‘Abcoude’ overblijft) is natuurlijk een naam waar geen enkel zichzelf respecterend dier mee wil rondlopen. Suggesties te over – Tsaar, Tim, Bardaisan, Emile, Frits, Dragomir, Lodewijk, EAN-13 (een type streepjescode) – maar hoe langer ik me er blind op staarde hoe minder ik het wist. Wikken, wegen en wanhopen, totdat het licht me plotseling daagde: Snorri!

Natuurlijk een verwijzing naar zijn oorverdovende gespin (Staat jouw centrwjifuze overwjtoerjwen te djrwaaien dzôn? vroegen mijn buren), maar zoals de Oudnoordici onder u weten is het tevens de naam van de IJslander die de (Jongere) Edda schreef, Snorri Sturluson. De naam komt schijnbaar van snerra dat zoiets als ‘attack, onslaught’ betekent, of mogelijk van snúa ‘to turn oneself quickly’. Wie de manier ziet waarop Snorri nepmuizen, de planten, mijn tenen, boeken en het behang te lijf gaat weet dat er geen geschiktere naam had kunnen worden gevonden.

En nu woont hij alweer een week bij me en hij is het mooiste, liefste en zachtste katje van de wereld. Knuffelsessies worden afgewisseld met speelbuien die dermate energiek zijn dat ik er bijkans een conditie aan overhou en hij heeft geen enkele uitleg in het begrip kattenbak nodig en hij krabt niet eens àlle muren aan flarden en hij heeft een stippelbuik!

Dus. Moet u maar gauw eens even op poesbezoek komen. De koffie dampt!
Ja, en dan vliegt uw onderdanige Drabber maandag ook nog eens voor een week naar Ljubljana (Slovenië), voor de Tiende Internationale Taalkunde Olympiade. Zoals ieder jaar begeleid ik weer de vier winnaars van de Nederlandse ronde, hopelijk op weg naar stapels medailles, maar natuurlijk in de eerste plaats naar een onvergetelijke gelegenheid ter kennismaking met de taalkunde en het ontmoeten van medeliefhebbers uit alle hoeken van de wereld.
Volg de ontwikkelingen via Facebook en Twitter, en dan spreek ik u weer in augustus!
UPDATE 4-8-2012. Daar zijn we weer, en hoe: het Nederlandse team heeft de tweede prijs in de groepsronde gewonnen! Applaus voor dit stel knaphoofden!

Even bijkomen van de reis hoor (we moesten vanochtend om 4 uur op en de helft is helemaal maar niet naar bed gegaan), dan laat ik u mijn foto’s zien. In de tussentijd: Facebook.
UPDATE 5-8-2012. Welaan dan, foto’s!
Mijn bloginspiratie is volkomen bwfh. Daarom hier een foto.
Courtoisie de la Tortue Aveugle.
En dan nu mijn aandacht voor het volgende: waarom de gebroeders Everly het woord care uitspreken als ‘kier’:
Iemand die dit fenomeen herkent? Is het iets Kentuckisch/Illinoix? Daar komen Don en Phil vandaan namelijk, respectievelijk. En uit de jaren ’50 uiteraard; ook dat kan ermee van doen hebben. Bij hun reünie in 1983 zingen ze het woord al veel meer in de richting van wat we gewend zijn, al klinkt het nog altijd een beetje als ‘keer’ (rond 1:20):
Fonetisch is het op zich wel te volgen, het effect. De Amerikaanse r heeft, net als de Gooise, iets j-achtigs: Dus ik zeg tegen Jojrt Keldejr, ik zeg: Jojrt, luistejr, paupejr. In care kan die j-achtigheid van de r overslaan op de voorafgaande [è]-klank van de a, die daardoor meer als de [ee] van ‘meer’ gaat klinken. Resultaat: [keejr].
Tweedens, en ik vermoed voorallens, is ook de [k]-klank een grote liefhebber van j-achtigheid. Als een [k] voor een [e]- of [i]- achtige klinker staat neigt hij er enorm toe om als [kj] te worden uitgesproken. Wie nog naar Griekenland durft moet de volgende keer eens opletten hoe ze die gehaktballetjes en vleesspiezen schrijven als keftedes en souvlaki maar uitspreken als kjeftedes en souvlakji. Palatalisatie, noemen fonetici dat, een zeer wijdverspreid verschijnsel.
De a van care wordt dus van twee kanten bestookt met j-achtigheid: van links door de k, van rechts door de r. Resultaat: [kjeejr], en aangezien de gemiddelde mond zoveel gymnastiek niet in één keer aankan wordt dat vanzelf [kier].
Maar nu wordt het leuk. Waarom zei ik hierboven te vermoeden dat vooral de [k] de schuldige aan de [ie]-verkleuring is? Welnu. Luister het liedje maar eens verder. Het woord care komt er nòg een keer in voor, tegen het eind in de regels When things get more than I can bear / I ask myself ‘Do I still care?’ En voorwaar! Daar spreken ze het ineens wel normaal uit! Ra de ra de ra, hoe komt dat?
Om te kunnen rijmen op bear natuurlijk. Klaarblijkelijk staat het Illituckyaans voor care twee verschillende uitspraken toe, [kèr] en [kier], die naar believen kunnen worden uitgewisseld, maar mag bear uitsluitend als [bèr] worden uitgesproken. Als dat niet zo was geweest hadden de broers het rijmschema immers in stand kunnen houden met [bier] – [kier].
Maar als bear niet [bier] wordt, dan kan mijn aanname van daarnet dat de r medeplichtig is aan de [ie]-verkleuring niet juist zijn. Fonetische regels zijn strikt consistent: als ze in het ene woord optreden, moeten ze dat in een ander woord met dezelfde omstandigheden ook doen. Bear toont aan dat de omstandigheid ‘eindigt op een r’ niet de oorzaak van de [ie]-verkleuring kan zijn. En dus moet het bij care wel aan de andere omstandigheid liggen: ‘begint met een [k]’.
Dit is echter allemaal geëduceerd raadwerk. Het zou leuk zijn om het hard te maken, maar daarvoor moet je andere woorden zoeken waarin een [k] voorafgaat aan een lange [è], en dan kijken of laatstgenoemde ook daar verkleurt tot [ie]. Het lastige is dat het Engels behalve care eigenlijk geen woorden heeft met die eigenschappen. Scare wordt bij mijn weten geen [skier], wat erop zou kunnen duiden dat de [k] ook echt aan het begin van het woord moet staan en niet ergens in het midden. Carolina komt ook niet echt in aanmerking, aangezien de [è] daar meestal kort wordt uitgesproken. Verder kom ik even niet, zo gauw.
U misschien? Ik kan niet de eerste zijn wie dit verschijnsel opvalt. Waar komt het vandaan? Raar pratende immigranten? Locale inboorlingen van autochtone herkomst? Obscure streken in Engeland? Verlichting zeer op prijs gesteld!
UPDATE: Zo, dat was rap. De linguïsten van Reddit vertellen me dat het verschijnsel onderdeel uitmaakt van de Northern Cities Vowel Shift. Koel! En nou nòg eens beweren dat taal niet evolueert!
Volkeren geven hun plaatsen namen. Andere volkeren geven diezelfde plaatsen vaak andere namen. Zo heet Finland volgens ons Finland, terwijl ze zelf van Suomi spreken. Hongaren noemen Hongarije Magyarország, Münchenaars beweren in Minga te wonen, enzovoort.
Wat hier speelt is het verschil tussen endoniemen en exoniemen. Een endoniem is de locale naam voor een plaats; een exoniem de naam die een ander volk gebruikt. En aangezien er veel meer andere volkeren zijn dan eigen, zijn er van één en hetzelfde endoniem ook vaak vele talloze exoniemen. London staat bijvoorbeeld onder meer bekend als Londres (Catalaans, Frans, Portugees, Spaans, Tagalog), Londino (Grieks), Londen (Nederlands), Londra (Italiaans, Maltees, Roemeens, Turks), Londer (Albanees), Londýn (Tsjechisch, Slovaaks), Londyn (Pools), Lundúnir (IJslands), Lontoo (Fins), Lún Dūn (Mandarijn) en Luân Đôn (Vietnamees). Sorry, wáár wilt u een retourtje naartoe?
De hedendaagse besluitvorming lijkt het onderscheid tussen endoniemen en exoniemen niet helemaal te hebben begrepen. Zo mag je tegenwoordig niet meer Peking en Bombay zeggen, maar moet het Beijing en Mumbai wezen omdat de localen dat zo uitspreken (wat overigens ook nog eens niet helemaal klopt, maar dat nog terzijde). Evenzo hebben de rayonhoofden van Friesland het in 1997 voor elkaar gekregen dat de officiële naam van de provincie voortaan Fryslân luidt.
Dit snijdt hout noch doorloper. Beijing, Mumbai en Fryslân zijn endoniemen, geen exoniemen. De desbetreffende inboorlingen hebben het volste recht hun eigen plaatsen zo te noemen, maar verlangen dat de rest van de wereld dat ook doet is waanzin. Of zegt u zelf ook liever Praha, Milano, Köln, Paris, København en Schylge? Ik vind het best hoor, maar doe het dan consistent en zeg ook Zhōngguó, Euskal Herria, Bharat, Shqipëria, Hrvatska, Cymru en Al-Imārāt al-‘Arabīya al-Muttaḥida.
Doen wie de meeste goed heeft? Krijgt de winnaar een sûkerbôle van Ús Bertus. (Wikipediaërs worden standrechtelijk gefierljept.)