Gut ja, dat hád je. Fort Boyard. Een best wel vermakelijke soortementvan avantlalettre-escaperoomspelshow op een fort in zee. Ik was even kwijt wat de herkenningsmelodie ook weer was, maar dankzij deze middeleeuwse cover moet ik herconstateren dat het best een catchy deuntje is:
En dankzij deze nog zoveelste des te meer:
Ja. Dat wordt vijfhonderd keer Schni Schna Schnappi draaien om deze wurm weer uit uw oor te krijgen.
Ik kijk een filmpje van André van Duin (waarschijnlijk in mijn algoritme verzeild omdat ik onlangs iets van Laurel & Hardy keek). Knétterflauw, maar stiekem toch grappig. En jeugdsentiment.
Ik haal de Wikipediapagina van André van Duin er eens bij (benieuwd of hij zich inderdaad zo door Stan Laurel heeft laten inspireren als sommige van zijn mimieken doen vermoeden. Spoiler: de Wikipagina zegt er niets over, maar het lijkt me zonneklaar. Dit echter terzijde.)
Nieuw! De volledige versie (of nou ja, de eerste twaalf uur dan):
Phase (9-9-2022)
En voor wie die versie wat te opgefokt-jachtig vindt, hier dan tevens in vertraagde vorm; heeft ook wel zijn charme en brengt bepaalde andere subtiliteiten aan het licht. Klinkt in eerste instantie een beetje als een stel gelobotomiseerde Laven, maar na verloop van tijd merk je dat niet meer zo:
Traagphase (10-9-2022)
∿ ∿ ∿
Verschuivende fasen
Onlangs leuk met mensen aan het ideeënwisselen geweest over electronische synthesizermuziek, en dan in het bijzonder over het fenomeen faseverschuiving (phase shifting): het geintje waarmee bijvoorbeeld Steve Reich indertijd zijn eerste schreden in de minimalistiek zette, waarbij herhaalde geluidspatronen een miniem tikkeltje met elkaar uit de pas lopen waardoor ze gaan verschuiven, met allerlei interessante niet-vantevoren-bepaalde emergente ritmes en melodieën tot gevolg.
Daar houden wij van, dus kom, ik gooi ook weer ’ns een repetitieve duit in de zak.
Het idee is supersimpel, het resultaat leuk verrassend en gevarieerd. En net effe anders dan Reich het doet/deed: in plaats van een vooropgezet vast melodietje als uitgangsblok te nemen, heb ik zes aparte tonen genomen, en die elk in hun eigen loopje gezet. Elk daarvan loopt op nét een fractie andere snelheid, waardoor de tonen met elkaar uit de pas gaan lopen. Het gevolg is dat het melodietje niet (zoals bij Reich) hetzelfde blijft, maar zelf geleidelijkaan van vorm verandert.
Voor de interessantie heb ik de boel dan nog gedubbeld in twee partijen (die sommige noten fijn pesterig een half toonhoogtetje uit elkaar spelen), dus in totaal heb je twaalf schuivende lagen:
Aan het begin van het stuk lopen de zes tonen nog droog in een trapje omhoog, dus dat klinkt vrij rechttoerechtaan:
Maar het onderlinge schuiven wordt al gauw merkbaar, en gaandeweg muteert het trapje tot de uiteenstlopende fascinaria, wisselend tussen orde en chaos en vrolijke huppeltjes en polyritmes en gekgeworden orgues de barbarie en wat niet al.
Omdat de loopjes zo miniem in lengte verschillen duurt het mogelijk meerdere leeftijden van het universum voor ze weer terug met elkaar in de pas lopen (zou ik even moeten uitrekenen), maar hier een uitknipsel van wat je na een uur of acht à negen te horen krijgt:
(Luister gerust nog even verder in de rondte naar de andere malle baksels op mijn Soundcloud. Sommige daarvan staan ook in mijn Geluid-playlist op Youtube, andere niet, c.q. vice versa.)
Ik ben er danig mee in mijn sas. Het is weer eens een leuk voorbeeld van het mij oneindigblijvendeintrigerende concept “stop ergens een paar doodeenvoudige ingrediënten in en krijg er uiterst complexe en verrassende structuren voor terug”. Wat ik o.a. boeiend vind om te observeren is hoe het oor van de luisteraar (althans dat van deze hier) er patronen in wil vinden en daardoor steeds in een soort staat van alertheid blijft in anticipatie op wat er nu weer voor meebeweegbaars aan zal komen.
Er zit soms tergend veel tijd tussen de Antikythera-episoden van Clickspring, maar áls er dan weer eentje verschijnt, is het het wachten ook dubbel en dwars waard.
Philomena Cunk neemt ons mee in de geschiedenis van the United Britain of Great Kingdom.
Een tafelgesprek in Oeganda tussen een transjongen met ijzeren zenuwen, een interviewer die het midden houdt tussen verbijstering en oprecht-willen-begrijpen, en een laaiende priester die eerst inbelt en vervolgens zelf naar de studio komt met medeneming van enkele stukken fruit om zijn punt kracht bij te zetten.
Ketchup leather. Yay.
Haha, dit is nog best een soort van nuttig. (Geen zorgen, die derdegraads brandwonden zijn afwrijftattoos.)
Een oud nummertje van Dva, het duo dat regelmatig de muziek in de Amanita-spellen verzorgt.
Als je anno 2022 een clip zou moeten maken die 1990 zou moeten voorstellen en je zou hiermee aan komen zetten zouden mensen het over the top vinden maar de clip is dus daadwerkelijk uit 1990.
Het sexy’ste mannenkoortje dat u vandaag onder ogen krijgt.
Deze vind ik al een half leven vreemd. Misschien ligt het grotendeels aan mijn fragmentarische muziekterminologiekennis, maar mijn wenkbrauwen gaan centimeters de lucht in als mensen de muziek van, zeg, Bill Haley en die van een Nirvana of Metallica allebei aanduiden als rock and roll.
Het reddit-commentaar dat mij tot deze post aanzette. (Ik kom nooit op reddit, dat is een leugen.)
Dit zie je vaker zo gebruikt worden en in mijn boekje is dat echt knetterweird. Bij rock and roll denk ik puur aan vetkuiven en petticoats en rijkbechroomde bolides in pasteltinten, niet aan langharige headbangers met hun wijsvinger en pink in de lucht. Dat is geen rock and roll, dat is rock. Of hard rock. Of (heavy) metal. Of metal rock. Niet rock and roll. Dat is Bill Haley. Of Buddy Holly.
Nu wordt de zaak er niet overzichtelijker op doordat Bill Haley en zijn Kometen het zelf over rock (around the clock)hebben. Maar rock and roll rock noemen vind ik lang zo bizar niet als rock rock and roll noemen.
Voor zover ik het kan overzien komt dit omdat we hier te maken hebben met een gevalletje “hoofdcategorie heeft zelfde naam als subcategorie” en daar dan verwarring tussen. Net zoals geit zowel de subcategorie “een vrouwelijke geit” als een lid van de hoofdcategorie “de diersoort geit als geheel” kan betekenen, kan rock zowel het overkoepelende genre rock aanduiden als eender welk van zijn vele subgenres, zoals rock, of metal, of rock and roll, of deathgrind of hoe jullie jongeren dat ook allemaal maar noemen met jullie skateborden.
Dus als je Nirvana rock and roll noemt, verwar je in mijn perceptie een subcategorie (rock and roll) met de hoofdcategorie (rock) die hetzelfde heet (rock) als de subcategorie (rock) waar de hoofdcategorie (rock) zijn naam (rock) aan te danken heeft. Alsof je alle geiten ongeacht geslacht bok noemt, omdat er ook geiten bestaan (grofweg de helft) die een bok zijn.
Ja nee, ik begrijp het volkomen als u bij die titel alleen al gillend de kamer verlaat, want eerlijk is eerlijk: de Cantomoeheid (of -moordlust, geheel naar keuze) ligt zwaar op de loer bij zo’n onaflatende overdaad aan uitvoeringen. Ik denk dat er onderhand met gemak zo’n honderd versies in officiële en -euze omloop zijn en dan reken ik allerlei spontane mafketels op stationspiano’s nog niet mee. Mijn Youtube-Canto-Ostinato-afspeellijst barst in ieder geval in toenemende mate uit zijn voegen:
Dit is dus een afspeellijst. Klik naar links/rechts om tussen de honderden clips te navigeren.
En ik zal niet ontkennen dat ik soms ook enige verkalking in de onderriemse regionen ervaar bij dingen als Canto Meets Jazz, fijn een stukje associatief de Canto van je af schilderen en – ik zou mezelf niet geloofd hebben als ik mezelf dit zou hebben horen vertellen als het niet de werkelijkheid was – groepsgewijs hometraineren op de Canto. Ik sluit niet geheel uit dat dit tekenen van de Eindtijd zijn. (Op zich ook wel weer eens verfrissend, daar niet van.)
Maar, zoals de zoon van mijn vader altijd pleegt te zeggen: je kunt het een kunstenaar niet aanrekenen als diens kunstuiting door anderen wordt overgehypet, en de kunstuiting puur om die reden afwijzen zou zonde zijn.
Want ik blijf het, ondanks perioden van er even hélemaal klaar mee zijn, een tof stuk vinden. En ook anno jaren 20 duiken er af en toe nog altijd mooie nieuwe glimmertjes op in de goudpan van de rivier des eh, ja jemig bedenkt u anders even zelf een metafoor. Hieronder bijvoorbeeld, met orgel van oudgediende Aart Bergwerff en zang van Wishful Singing (die u misschien wel eens heeft zien langskomen in connectie met Herman Finkers):
(Haha, kijk dat kind op 2:47 nét te laat haar gaap onderdrukken.)
Er is ook een hele cd van, die tevens (in delen opgehakt – waarom dóen mensen zoiets? O ja, zodat je de cd koopt natuurlijk) op Youtube is te vinden. Hoor naast de zang ook hoe leuk dat orgel er zachtjes op los puft en sist en daarmee subtiel een onbedoeld goed uitpakkende ritmesectie aan het openingsgedeelte toevoegt. (Of dat treurig-dissonante stoomlocomotiefje aan het begin helemaal de bedoeling was durf ik niet te zeggen, maar het heeft wel iets koddigs.)
Aart Bergwerff & Wishful Singing – Canto Ostinato
Tuurlijk, ik besef terdege, hier kun je ook hard Hu bij roepen, maar ik vind het mooi, dus puh. En als u er lekker bij wilt linoleumgutsen of onderwaterqigongen, doet u maar fijn uw ding hoor, ik ben ook weer de kwaadste niet. Smaak blijkt opmerkelijk subjectief, in dat opzicht. Behalve waar het Canto Meets Jazz betreft natuurlijk, dat is gewoon letterlijk het equivalent van de broer van mijn zus die vroeger expres door haar heen ging etterbakken als ze een liedje wilde zingen.
En als u ’m echt niet meer trekt, die Canto, dan is er altijd nog mijn afspeellijst van Steve Reichs Music for 18 Musicians!
Mini-uitdaging: tel de keren dat-ie daadwerkelijk door 18 musici wordt uitgevoerd.
De meeste van deze filmpjes zijn van het kaliber 3Blue1Brown, als in “ik volg hier 80% niet van maar het boeit me alsnog de pan uit.”
Wat maakt klanken dissonant? En zo ja, is dat erg?
Waarom een mens geen bel kan nadoen (zelfs geluidenmeester Beardyman niet).
De tritonus. Zo ongemakkelijk in het gehoor dat mensen denken dat de Katholieke Kerk hem probeerde te verdoezelen, maar dat is dus een mythe.
Een geheimzinnig stukje bladmuziek in het enige schilderij van Johannes Torrentius dat de Protestantse Kerk niet heeft weten te verdoezelen. Dank aan vader voor deze tip!
Gut, blijk ik toch nog niet het hele internet uit te hebben. Ik had namelijk nog niet eerder van The Public Domain Review gehoord, u wel dan? Is een site die juweeltjes aan beeld en geluid van vroeger en nu vergaart die zich – neen! – in het publieke domein bevinden. Geweldig om in te grasduinen. Een onwillekeurige greep:
En het is weer tijd voor een ferme kledder video’s uit mijn onuitputtelijke kijkgeschiedenis! Geniet ervan en dien gerust tips in. Nieuwe toevoegingen plaats ik bovenaan. Blader tussen de verschillende pagina’s met de knopjes onderaan deze post.