
Ja nee, ik begrijp het volkomen als u bij die titel alleen al gillend de kamer verlaat, want eerlijk is eerlijk: de Cantomoeheid (of -moordlust, geheel naar keuze) ligt zwaar op de loer bij zo’n onaflatende overdaad aan uitvoeringen. Ik denk dat er onderhand met gemak zo’n honderd versies in officiële en -euze omloop zijn en dan reken ik allerlei spontane mafketels op stationspiano’s nog niet mee. Mijn Youtube-Canto-Ostinato-afspeellijst barst in ieder geval in toenemende mate uit zijn voegen:
En ik zal niet ontkennen dat ik soms ook enige verkalking in de onderriemse regionen ervaar bij dingen als Canto Meets Jazz, fijn een stukje associatief de Canto van je af schilderen en – ik zou mezelf niet geloofd hebben als ik mezelf dit zou hebben horen vertellen als het niet de werkelijkheid was – groepsgewijs hometraineren op de Canto. Ik sluit niet geheel uit dat dit tekenen van de Eindtijd zijn. (Op zich ook wel weer eens verfrissend, daar niet van.)
Maar, zoals de zoon van mijn vader altijd pleegt te zeggen: je kunt het een kunstenaar niet aanrekenen als diens kunstuiting door anderen wordt overgehypet, en de kunstuiting puur om die reden afwijzen zou zonde zijn.
Want ik blijf het, ondanks perioden van er even hélemaal klaar mee zijn, een tof stuk vinden. En ook anno jaren 20 duiken er af en toe nog altijd mooie nieuwe glimmertjes op in de goudpan van de rivier des eh, ja jemig bedenkt u anders even zelf een metafoor. Hieronder bijvoorbeeld, met orgel van oudgediende Aart Bergwerff en zang van Wishful Singing (die u misschien wel eens heeft zien langskomen in connectie met Herman Finkers):
Er is ook een hele cd van, die tevens (in delen opgehakt – waarom dóen mensen zoiets? O ja, zodat je de cd koopt natuurlijk) op Youtube is te vinden. Hoor naast de zang ook hoe leuk dat orgel er zachtjes op los puft en sist en daarmee subtiel een onbedoeld goed uitpakkende ritmesectie aan het openingsgedeelte toevoegt. (Of dat treurig-dissonante stoomlocomotiefje aan het begin helemaal de bedoeling was durf ik niet te zeggen, maar het heeft wel iets koddigs.)
Tuurlijk, ik besef terdege, hier kun je ook hard Hu bij roepen, maar ik vind het mooi, dus puh. En als u er lekker bij wilt linoleumgutsen of onderwaterqigongen, doet u maar fijn uw ding hoor, ik ben ook weer de kwaadste niet. Smaak blijkt opmerkelijk subjectief, in dat opzicht. Behalve waar het Canto Meets Jazz betreft natuurlijk, dat is gewoon letterlijk het equivalent van de broer van mijn zus die vroeger expres door haar heen ging etterbakken als ze een liedje wilde zingen.
En als u ’m echt niet meer trekt, die Canto, dan is er altijd nog mijn afspeellijst van Steve Reichs Music for 18 Musicians!