Bezoek aan de piramide van Cheops

Zus en Drab en niet de piramide van Cheops

Een bijna-twintig-jaar-oud dagboekfragment van toen jonge[re] Drab en diens vader en zus in Egypte waren:

Om 8 uur ’s ochtends mochten we het piramidenterrein op. Volledig belachelijk, om die wereldberoemde dingen in het echt te zien. En die sfinx ook, doe niet zo raar.

Het geheel aan bouwsels bevindt zich op een glooiende zandheuvel waar men via een asfaltweg op kan, of over het zand zelf natuurlijk. Ik kon mij niet aan de indruk onttrekken dat achter de heuvel de zee begon, zo veel, behalve even die piramides dan, had het geheel van een strandovergang.

Langzaamaan rond de grootste van de drie heengewandeld (Cheops) naar de ingang ervan, want daar dingen zus en ik in. Vader had niet zo veel behoefte aan de benauwde ervaring en bleef buiten op ons wachten. Camera’s mochten niet mee naar binnen, maar mijn minidisc had ik draaiend in mijn tas.

Grotten-van-Hannerig gangetje door eerst, al gauw gevolgd door de stijgende gang: een steile tunnel van een ruime meter in het vierkant, voorzien van houten dingen tegen het naar beneden glijden. Bukken gaat net, omhoogklauteren in die houding een stuk minder. Vooral aangezien er tegelijkertijd van boven mensen door hetzelfde gangetje naar beneden komen, een benauwde zweetlucht met zich meevoerend. Na het nauwe gangetje komt de Grote Galerij, die evenveel stijgt maar tenminste een hoog plafond heeft en een interessante vals-plat-sensatie teweegbrengt. De lucht wordt echter steeds benauwder en de temperatuur stijgt.

Na de Galerij (de weg naar de Koninginnekamer was afgesloten) nog een nauw gangetje met als eindpunt de Koningskamer, midden in de piramide, bezongen door velen, gemystificeerd door [etc.]. De werkelijkheid: een loeihete bunker, gevuld met een dermate doordringende zweetlucht dat het wel pis lijkt en muren die in de schaarse verlichting zwart lijken, wat ze van alle menselijke vuilaanslag hoogstwaarschijnlijk ook zijn. Mochten hier enige verheven sferen heersen dan worden die veroorzaakt door zuurstofgebrek en, in ons beider geval, een nacht zonder slaap. Ik viel er in ieder geval bijna flauw van en zus kreeg tranen.

Toch wel een portie bijzonder om te beseffen midden in zo’n vierduizend jaar oud bouwwerk te zitten. Na enig vocht bijtanken en wennen aan het donker ontdekt men de ventilatieschachten die naar ouwe sterren wijzen, maar dat moet je er dus bij beseffen om het te waarderen. En dan als laatste bijzonderheid natuurlijk de sarcofaag, een kapotte stenen bak die echter op dat moment aan het oog werd onttrokken door een toerist of twintig.

Toen ik me weer wat bijgekomen door de menigte drong zag ik dat er daadwerkelijk iemand in het ding was gaan liggen, en niet om grappig te doen, zo bleek. Om mijn opmerking “That’s pretty well preserved” werd niet gelachen en na een tijdje in die ruimte werd ons de bedoeling gaandeweg duidelijker. Enkele toeristen begonnen gebaren te maken die aan een Jomanda-geneessessie deden denken en er liep een soort Arjan Ederveen (met baard) rond de sarcofaag met zijn vingers te knippen. Een kruidenvrouw-achtige dame kwam op zus af, die nog wat daas stond na te trillen, en beduidde haar in stilte dat ze mee moest doen met de gebaren.

Beetje bij beetje begonnen er meer toeristen mee te doen en bij toerbeurten kropen ze in de sarcofaag. Zus ging gauw weer naast mij op de vloer zitten en zwijgend sloegen we dit kosmisch tafereel gade, dat toch wat aan mystiek inboette door de kwabbige, in sportjasjes gehulde verschijning van sommige van de meedoeners.

Net toen we het na een half uur tijd vonden maar weer eens op te stappen, begon er een zacht ‘hammm’ uit de menigte op te stijgen (of ‘ommm’, of misschien ‘annnkh’, dat kon ik er niet uit opmaken) dat zich herhaalde en luider werd, zodat we weer gingen zitten om daarnaar te luisteren.

Het ging wel een kwartier door en, wat je er verder ook van wilt vinden, gezegd moet worden dat de serene sfeer die het gezang opleverde een stuk passender voor die ruimte was dan het onrustig gekakel dat er daarvoor doorheen had gegalmd. De Japanner (of Chinees) die op zeker moment luid rochelend door de gang omhoog kwam gekropen vormde dan ook een buitengewoon lompe doorbreking van het geheel.

Toen gingen we toch echt maar weer eens en na een minstens even inspannende afdaling als heentocht voelden we, bijna een uur nadat we naar binnen waren gegaan, de frisse woestijnlucht weer in ons gezicht. Mijn minidisc heeft al die tijd staan draaien, wat dus onverwacht naast een boel gepuf & gesteun ook een fascinerende registratie van de Koningskamer heeft opgeleverd. En niet te vergeten twee flessen gratis ingestraald water.

Plaats een reactie