Bhaan (‘de taal’). Een concept dat nu eens niet is ontstaan uit creatieve verkneukeling, maar uit een reële frustratie die ik soms in taal ervaar, namelijk de barrière die zij kan vormen bij het overdragen van een concept. Het geheel aan idiomatische en grammaticale eigenaardigheden maakt een taal tot het wonderschone bouwwerk dat zij is, maar vormt tegelijkertijd een potentiële hindernis tussen gedachte en mededeling. Soms zou je uiting aan gedachten, emoties en dergelijke willen geven zonder ze eerst in een voorgeschreven vorm te moeten kneden.
Zodoende de behoefte aan een taal waarin die voorgeschreven vorm weliswaar niet afwezig is (een taal zonder regels is tenslotte per definitie niet mogelijk), maar dan tenminste zo plooibaar mogelijk. In concreto komt dit erop neer dat je in het Bhaan 1) zo specifiek moet kunnen zijn als de situatie vereist, maar 2) alles mag weglaten wat in de context bekend en dus overbodig is.
Zoals dat vaker lijkt te gaan met dingen die eenvoud beogen is Bhaan volledig verstrikt geraakt in zijn eigen ingewikkeldheid, dus het zit er niet in dat ik het ooit zal voltooien, maar misschien voer ik het concept nog eens door in een ander baksel van me. In ieder geval hebben we het schrift nog, dat eventueel ook nog wel elders van pas kan komen:
Zoals u ziet is het een lettergrepenschrift: elke regel geeft vijf modificaties van de medeklinker in kwestie: kaal (bijvoorbeeld k) of gevolgd door een klinker (ka, ke, ki, ko); de allerbovenste regel toont de vier klinkers in losse vorm. Het idee achter de lettervormen is zwaar geïnspireerd op Ge’ez en Devanagari; met laatstgenoemde komen ook de medeklinkers sterk overeen, evenals het geintje dat de letters binnen een woord allemaal met een horizontale lijn worden verbonden, maar dan onderaan in plaats van boven-.