Maand: mei 2021

Taaldrab 40: Dierf

Ik luister geregeld naar Vlaamssprekende podcasts en aanverwanten, dus ik hoor op zich niet meer zo op van een trap het af of klig strijk, maar deze was nieuw voor me: dierf als verleden tijd van “durven”.

Hoor het hier Lieven Scheire zeggen op 34:19: dierf ik nie zegge wa da’k wou:

Merk trouwens ook deszelfden overvloedig gebruik van als zijnde op. Is dit ook een Vlaamsigheid, of gewoon een persoonlijke kwurk? Is fout hè! Mag niet! Op de prescriptieve pijnbank gij! Maar stiekem lijkt het een heel bruikbare hybride van “dat wil zeggen” en “bijvoorbeeld”.

En hoe zit het dan met die ándere gekke verleden tijd dorst? Nou, zo:

Wat blijkt? ‘Dorst’ is eigenlijk helemaal geen sterke verleden tijd. De vorm gaat terug op een nevenvorm van ‘durven’, namelijk ‘dorven’. De regelmatige verleden tijd daarvan is ‘dorfde’. Van daaruit is het maar een kleine stap naar ‘dorste’, die etymologisch goed beargumenteerd kan worden. De ‘s’ is net als de ‘f’ een zogeheten ‘wrijfklank’, waarbij je door het belemmeren van de luchtstroom een soort ruis maakt. Bij de ‘f’ doe je dat met onderlip tegen boventanden, bij de ‘s’ met je tong tegen de boventanden. Dat is dus maar een klein verschil. De ‘s’ lijkt bovendien meer op de ‘d’ dan de ‘f’, want de ‘d’ is ook met je tong tegen de boventanden.