Wauw. Sodeknetter wauw.
Vorige maand schreef ik over mijn letterhakbelevenissen op de workshops van Henk Welling. Ik hintte daar al even richting het leuke muizenstaartje dat nog aan het verhaal hing, want dat ging namelijk om het volgende.
Toevallig was ik precies jarig op dag twee van de cursus in Ulft, en had ik Henk een voorbeeldje laten zien van het soort letters dat ik maak, in casu het onderhavige Aprilschrift waarvan ik immers dankzij hem mijn drabhoofdig latenrondslingeren aantekeningenblok weer veilig terug in bezit had. Komt hij even later aanzetten met een vers geslepen reep marmer, met de voorbeeldtekst (zeer interessant, had ik geschreven) er alvast op gecalqueerd voor me om mee aan de hak te slaan. “Hier, verjaardagskado”. Sjee, wat tof!
Ik daar dus al danig van onder de vleienis, vraagt Henk me op dag drie: Zeg, zou ik die tekst zelf misschien ook mogen gebruiken? Lijkt me leuk om hier in de werkplaats te hangen en dat mensen zich dan afvragen wat er staat, en dat dat dan ‘zeer interessant’ is.
Sjééee de pee. Mag het een veeder inden daertoe streckenden orificye minder wezen? Alsof, noem eens wat, Maurits Escher terloops tegen je laat vallen “Zeg, ik vind die rombische dodecaëder van jou wel leuk, mag ik die gebruiken?” Wauw.
En zopas krijg ik bericht van Henk, dat zijn versie van het haksel af is. Kijk dan hoe allememachies mooi, dat is toch om rillingen van te krijgen?* (Facebookpost op Henks Facebook hier.)
* Ik probeer superlatieven te gebruiken die me niet als een idolate kwijlebabbel laten klinken, maar het lukt niet zo goed. Nou, pech. Moeten mensen maar niet van die mooie dingen maken.
Wauw. Ik kan eigenlijk alleen maar een beetje diepgevleid c.q. -geroerd hoofdschudden waar ik het aan verdiend heb. En ik ben tot mijn schaamte nog niet eens begonnen aan de verjaardagsversie (want die T is nog niet af en ik moet soms dingen als werk). Wel, als dit geen incentief is om de hakfakkel brandende te houden!
Minder krom staan beter wel, is aan te raden.