Maand: januari 2014

Marimbo Vibrinato

Zoals aangekondigd was ik hedenochtend naar de Canto Ostinato door Oscar Alblas en Martin de Greef op vibrafoon respectievelijk marimba. Door stommiteiterie met de bus misten we notabene nog de eerste minuut ook, maar ze lieten ons er gelukkig nog in voor de buitengewoon fraaie uitvoering.

Martin de Greef en Oscar Alblas

Want dat was het. Zoals al duidelijk was uit de korte versie zijn de twee instrumenten uitermate geschikt om het stuk op uit te voeren en vullen ze elkaar bijzonder mooi aan, de marimba voor de korte warme tonen en de vibrafoon voor de lange heldere. De prettig kleinschalige setting (cultureel centrum De Tuin in Leusden) maakte dat je er goed bovenop zat en zowel het slagwerk (heet dat zo bij idiofonen?) als de interactie tussen de twee uitvoerenden nauwgezet kon volgen. Aangever Alblas diepserieus en geconcentreerd, De Greef olijk verontschuldigend bij het misslaan van een enkel plankje, wat geen naam mag hebben als je bedenkt dat ze uit hun hoofd speelden (de partituur bleef liggen op de eerste pagina, voor de rest hadden ze alleen een spiekbriefje). Na de uitvoering van een uur stonden de konen hun welverdiend op de wangen. Lof!

Stokjes

Er zijn beeld- en geluidsopnamen gemaakt; naar verluidt komt daar tenminste een deel van op de site van De Tuin, dus hou dat in de gaten. Hopelijk staat het gestommel van de telaatkomers er niet te prominent op. In de tussentijd hieronder alvast een indruk aan de hand van Drabs barre amateurbeelden (zoek de Blinde Schildpad):

Goed werk, heren! Op naar een cd.

~

Update: En daar is het beeldmateriaal. Inclusief de eerste minuut, ha! Hebben we de ervaring toch nog compleet.

(Door het thema heen niezen, schaam je.)

Filmpjes!

Gewoon een fijne greep kijkmateriaal. Achterover die stoel, scherm op groot en negeren die in de warre winter.

Dennis Hlynsky trekt spreeuwsporen.

Duivelsroggen doen een gooi naar evolutie. (Met dank aan Bastenius.)

Extreme halo’s in Peru.

Met de sprinter van Amsterdam naar Weesp.

Deze kan ik op de piano!

De evanescente groene flits.

Gerard van Maasakkers zingt een veel te kort stukje De Zwemmer van Boudewijn de Groot.

Zo’n eentje heb ik zojuist binnen! Nu nog in elkaar zetten.

Wat en hoe in het Nǀuu (ook bekend als Nǁng. Van de !Ui-familie, uweetwel).

Хоббит

Zojuist deel twee van The Hobbit gekeken. Je weet dat je dat niet moet doen hè, en toch niet kunnen laten. Wàt een lading bombastogene but is dat zeg; met terugwerkende kracht vind ik The Lord of the Rings een smaakvol en subtiel uitgevoerde set kwaliteitsfilms.

MV5BMzU0NDY0NDEzNV5BMl5BanBnXkFtZTgwOTIxNDU1MDE@__V1_SX640_SY720_

Best knap op zich, om een fantasieverhaal nog zo onrealistisch te krijgen. Ja hoor, vaten vol dikke dwerg blijven gewoon drijven zonder deksel erop door acht watervallen terwijl je door een roedel orks wordt belaagd. (Daar word je trouwens toch doodmoe van als ork, om de hele dag zo episch te praten? ‘Hee Azog, mag ik jouw Clearasil even lenen?’ – ‘ISHHH NURAKH BOGR KHABASHHHH….’ – ‘Nee, ja, okee, sorry.’ ) Túúrlijk, we smelten even in drie minuten een vijftig meter hoog gouden standbeeld waar die draak dan fijn doorheen kan zwemmen. Hup, weer zeventien wargs te grazen met één pijl terwijl ik met m’n enkel een bergtrol wurg, hak splijt klief, hee hoi totaal niet voor de kijkcijfers bedoelde elfenbimbo, potje interraciaal cohabiteren?

En nog steeds met dat mislukte font hè. Wel leuk dat Stephen Fry erin zat, dan weer wel, en dat knipoogje naar Gimli was wel aardig. Maar eh, verder hou ik het lekker bij de Russische verfilming uit 1985. Stukken beter; zelfs zonder ondertitels.

(Mèt ondertitels is hij trouwens ook wel leutig.)

Orgel-Ostinato II

Ja, hoe uitgemolken het stuk het laatste demicennium ook is, ik kan het niet laten er af en toe toch weer een versie van in huis te halen. Uitmelking kan een kunstuiting immers zelf niet aangerekend worden, en de Canto Ostinato blijft een bekoorlijke compositie.

Toon Hagen - Canto Ostinato

Ietwat aan de late kant kwam ik er namelijk achter dat, na de fraaie vertolking van Aart Bergwerff in 2007, nu ook Toon Hagen een versie voor kerkorgel op de plaat heeft gezet.

Maarreh, nou. Ik weet niet.

De uitvoering begint al vreselijk gehaast. De openingssecties, die nou juist zo’n zorgvuldig ingehouden opbouw verlangen, worden er in minder dan een minuut doorheen gejaagd, daarmee de hele bedoelde spanningsboog van verwachting naar opluchting teniet doend.

Toon Hagen

Voorts, waar Bergwerff het orgel op enkele heftige passages na zacht en lieflijk hield, lijkt het Hagen te behagen om waar het maar kan zo veel mogelijk registers tegelijk open te trekken. Met als gevolg dat de haren u op gezette tijden in het gezicht worden gewapperd door een geluidsmuur waar wijlen Simeon ter plekke van uit zijn graf zou opstaan. Beluister bijvoorbeeld eens vanaf minuten 2 en 4:

Geweldig

Is natuurlijk een smaakkwestie, dat snap ik ook, en het voorkomt in ieder geval dat reformatorische recensenten als A.M. Alblas* in dromenland raken. Maar wat mij betreft doet dat gedaver alleen maar afbreuk aan de gedeelten die werkelijk heel fraai en subtiel zijn, zoals deze vondstige opbouw naar het thema hier:

‘Goed voorbeeld doet goed volgen,’ reageert Bergwerff himself niet geheel zonder zelfvleiing op Alblas’ recensie. Wel, over dat eerste ben ik het eens. Maar het tweede? Hmm. De mooie passages zijn mooi, maar a.u.b. een beetje easier on the schuifjes voortaan, Toon, dan komt het geheel stukken beter tot zijn recht.

~

* Kennelijk geen familie van Oscar, die van de wonderfraaie vibrafoon/marimba-uitvoering. Update: Hee! Krieg no tett’n! Op 26 januari aanstaande voert hij eindelijk de langverwachte volledige versie uit! Ooee, daar wil ik heen.

Reactie op de Taalcanon

Taalcanon

Zoals u zich misschien nog herinnert verscheen een ruim jaar geleden de Taalcanon, waaraan ik een bijdrage heb geleverd over de oorsprong van ons alfabet. Een tijd terug ontving ik op de online versie een interessante reactie, waar ik door drukte niet eerder op kon antwoorden dan nu. Hopelijk maakt de omvang van het antwoord – langer dan het oorspronkelijke stukje! – de vertraging een beetje goed.

De vraag luidde:

Toch is mij nog niet helemaal duidelijk waarom ons alfabet 26 letters heeft. Hadden we ook met minder toegekund? Maar dan wel met behoud van “uitdrukkingsrijkdom”? Ik snap natuurlijk wel dat je, als je bijvoorbeeld de b afdankt, het woord boom niet meer kunt maken. Daar zou je dan, met de 25 resterende letters, een vervangend en nieuw woord voor moeten ontwerpen. Ik snap natuurlijk ook dat je met slechts 1 letter geen kant op kunt. Maar waarom hebben wij 26 letters, terwijl ze op Hawaii met 13 letters een even grote (?) uitdrukkingsrijkdom kunnen realiseren?

En dit is mijn antwoord:

Beste Rik,

Allereerst mijn verontschuldigingen dat ik zo schandalig lang over mijn antwoord heb gedaan. Als zwak excuus mag misschien gelden dat je vraag bijzonder leuk en veelomvattend is! Mijn antwoord is dan ook tamelijk lang geworden.

1. Letters en klanken

Laat ik met je laatste punt te beginnen: de reden dat het Hawaiiaanse alfabet maar dertien letters nodig heeft is dat de Hawaiiaanse taal maar een heel bescheiden verzameling klanken bezit. Schriftsystemen zijn in beginsel een neerslag van gesproken taal, en dus zal het aantal letters van een alfabet – grofweg – overeenkomen met het aantal spraakklanken in die taal.

Met uitdrukkingsrijkdom heeft dat niet veel te maken: het aantal klanken in een taal staat los van de mogelijke woordenschat die je met die klanken kunt bouwen. De bijbel is even goed vertaalbaar naar het Hawaiiaans als naar het Nederlands (echt waar: kijk maar eens op www.baibala.org); dat wij daar toevallig twee keer zo veel verschillende letters voor gebruiken komt omdat het Nederlands nu eenmaal meer spraakklanken heeft.

‘Grofweg,’ zeg ik hierboven bewust, want in de praktijk ligt het minder simpel. De verhouding tussen klank en letter is in lang niet alle talen netjes 1-op-1. In het Nederlands heb je twee letters nodig om ‘oe’ te schrijven, terwijl je toch echt maar één klank hoort; en andersom heeft het Engels maar één letter nodig (een i bijvoorbeeld, of een y) om de tweeklank ‘ai’ weer te geven.

Waarom dit zo is heeft per taal verschillende historische achtergronden. Een daarvan heeft te maken met het overnemen van schriften van andere volkeren. Toen bijvoorbeeld de Britten in de vroege middeleeuwen het Latijnse alfabet adopteerden, liepen ze ogenblikkelijk tegen het probleem aan dat hun taal klanken had waarin dat nieuwe schrift niet voorzag. Wat bijvoorbeeld te doen met de slisklank aan het begin van een woord als thing? Daar was geen aparte letter voor. De huidige spelling verraadt welke oplossing er werd bedacht: de combinatie van twee letters, th, voor het weergeven van één klank. Een bijzonder bruikbaar trucje, dat je dan ook in vele talen en schriften in de wereld aantreft: onze oe is van exact hetzelfde type.

En zo waren er meer trucjes, bijvoorbeeld: neem een bestaande letter uit het alfabet en voeg er een leesteken aan toe. Of nog rigoureuzer: je verzint gewoon een totaal nieuwe letter. Neem de klank ‘tsj’ in de Slavische talen. In het Tsjechisch wordt die gespeld als č: één letter dus, gemodificeerd met een leesteken (de c zonder dat leesteken spreek je uit als ‘ts’). Het Pools daarentegen koos voor de tweelettermethode, door een z achter de c te plaatsen: cz. Talen die het Cyrillische alfabet gebruiken (zoals Russisch en Bulgaars) kunnen het nog beknopter: geen leesteken of letterpaar, maar een speciale aparte letter ч.

Bij het ontwikkelen van schriftsystemen komt dus allerhande creativiteit kijken, waarbij de ene taal net weer andere keuzes maakt dan de andere. En zo zijn er meer factoren die bepalen welke letters we gebruiken, zoals het fenomeen ‘historische spelling’. De uitspraak van een taal verandert voortdurend, maar de spelling blijft daar over het algemeen jaren, zo niet eeuwen, bij achter. In het Frans werd les femmes in het verleden daadwerkelijk uitgesproken als ‘lès fèm-mes.’ Dat Fransen tegenwoordig ‘lee fam’ zeggen weet iedereen, maar de spelling reflecteert nog steeds de uitspraak van honderden jaren terug. Het Engels is hier ook berucht in (knight klonk ooit echt als ‘knicht’; tegenwoordig spreek je alleen nog maar de n, de i en de t uit, de rest is historische bagage) en het Nederlands kan er af en toe ook wat van (ik noem maar een woord als erwt).

Al dit soort factoren – de spraakklanken in een taal, het worstelen met de weergave daarvan, historische spelling – hebben ons alfabet gevormd tot wat het is: de verzameling van zesentwintig letters die we dagelijks gebruiken.

2. Hoeveel letters heeft een taal nodig?

Daarmee komen we op je eerste punt: Hadden we ook met minder letters toe gekund? Het antwoord is een volmondig ja; alleen moet je dan wel concessies doen. Je zegt het zelf al: als je de b afschaft moet je een manier vinden om die klank toch weer te geven.

Inmiddels hebben we drie verschillende methoden gezien waarop dat kan: 1. Je neemt een bestaande letter en modificeert hem, bijvoorbeeld met een leesteken; 2. Je combineert twee letters; 3. Je verzint een heel nieuw teken. Voor de klank ‘b’ zou je dan bij methode 1 bijvoorbeeld de p kunnen nemen en er een accentje op plaatsen: . Bij methode 2 kun je er een m voor zetten: mp (Dit is hoe het Nieuwgrieks het doet: mpira spreek je uit als ‘bira’, oftewel bier), en bij methode 3 kun je het zo gek maken als je zelf wilt: ͽ, of ϫ, of , etcetera. De keuze maakt eigenlijk niet zo veel uit, zolang de afspraken maar duidelijk zijn.

Kan dit nu ook voor het Nederlands? Ik zou zeggen, laten we het eens proberen.

Om te beginnen kunnen we letters schrappen die ook met andere letters kunnen worden weergegeven. De c bijvoorbeeld klinkt soms als ‘s’, soms als ‘k’, en dus kunnen we net zo goed de s en de k gebruiken. De x is ook niet nodig: die kun je met ks weergeven, en in plaats van qu kun je prima kw gebruiken. Wie de jaren ’70 heeft meegemaakt weet dat er serieuze pogingen zijn geweest om zo te spellen: sentrum, kontrakt, akwarium. Over de esthetiek is misschien te twisten, maar het werkt.

Als we dit beleid iets ingrijpender doorvoeren hoeft de j ook niet te blijven: die kun je best vervangen door een i; zo deed men het in de middeleeuwen tenslotte ook. De y/ij kan dan ook meteen wijken voor ii. Kiik iii altiid zo ziiig? Ik geef toe, het is even wennen, maar de boodschap wordt er niet onbegrijpelijker door.

Dat is al vijf letters minder (c, x, q, j, y). Kunnen we nog meer snoeien? Jazeker, als we nog wat drastischer te werk gaan en methode 2 inschakelen: het combineren van meerdere letters voor het weergeven van één klank. Hiervoor is het interessant eens te kijken naar letters die qua uitspraak erg op elkaar lijken. Neem de t, de d, n en s. Op het eerste gezicht/gehoor zijn dat totaal verschillende klanken, maar toch is er een belangrijke overeenkomst: ze worden alle vier op dezelfde plaats in de mond uitgesproken, namelijk met de tong tegen de boventanden; probeer het maar eens.

Van die klankverwantschap kunnen we handig gebruik maken in de spelling, door de vier klanken als variaties van elkaar te behandelen. De d kun je bijvoorbeeld vervangen door nt (opnieuw is dit hoe het Nieuwgrieks het doet: mijn voornaam schrijf je daar als Ntirk) en de s bijvoorbeeld door th – die combinatie heb je verder toch niet echt nodig: theorie kun je ook schrijven als teorie. De d en de s zijn dan niet meer nodig in het alfabet. Eenzelfde soort viertal vormen de p, b, m en f: die worden alle vier met de lippen uitgesproken. Ook die kunnen we dus inkorten, door de b te schrijven als mp en de f als ph.

In deze trant kunnen we verder experimenteren, tot we tenslotte op een set vervangingen uitkomen als de volgende:

b > mp
c > k/th
ch > kh
d > nt
f > ph
g > nkh
j > i
qu > kw
s > th
v > mph
w > mphh
x > kth
y/ij > ii
z > nth

Je ziet, in sommige gevallen worden er drie letters gecombineerd, een enkele keer zelfs vier, voor het weergeven van één enkele klank. Alles bij elkaar hebben we hiermee ons oorspronkelijke alfabet van zesentwintig letters exact tot de helft gereduceerd: aehiklmnoprtu.

Is dit niet wat al te dol? Kunnen we hier nog wel Nederlands mee schrijven? Welnu, oordeel zelf:

Mphhaar nte mplanke top nter ntuinen
Thkhittert in nte nthonnekhloent
En nte Noorntnthee mphriennteliik mpruithennt
Neêrlanntth thmalle kutht mpenkhroet
Iuikh ik aan het mphlakke thtrannt:
’k Hemp u lieph, miin Nenterlannt!

Natuurlijk, in onze ogen ziet dit er ronduit bespottelijk uit. Maar dat komt omdat we gewend zijn om anders te spellen, niet omdat het systeem niet werkt. Er is her en der misschien nog wat poetswerk nodig (hoe geef je bijvoorbeeld het verschil aan tussen rente en rede?), maar loop de lettervervangingen langs en je ziet dat het lied uitstekend ontcijferbaar is.

De conclusie is duidelijk: het Nederlands kan met evenveel letters toe als het Hawaiiaans!

Twee croissantjes

Hedenavond hing de hemel weer ongegeneerd haar bekoringen tentoon te spreiden, en wel in de vorm van een zichtbaar sikkelvormige Venus onder een ragdun randje maan. Och, wat fraai. Mijn foto’s doen het schoon geen recht (de imposante aardschijn bleek te subtiel voor mijn gevoelige plaat), maar hier zijn ze desalniettemin:

DSCI3538b_450

DSCI3560a_450

DSCI3554b_450

DSCI3601b_450

DSCI3542a_450

Venus closeup

Zij dit de voorbode van een gelukkig jaar voor iedereen!